Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zult gij den eenhoorn met zijn [29]touw aan de [30]voren binden? Zal hij [31]de laagten achter u eggen? 29. Te weten, waarmede hij gebonden zou worden om het ploegwerk te doen. 30. Dat is, aan het verheven land, hetwelk in de akkers tussen twee voren is. Zie boven, hfdst.31 vs.38. Doch versta hier het ploegwerk, waardoor de voren gemaakt worden, om welke oorzaak de overzetting gesteld kan worden aldus: Met zijn touw binden ter ploeging; dat is om te ploegen. 31. Of, diepten, valleien, gronden. Sommigen verstaan hierdoor wederom de voren.